In 1946 werd Willem van Althuis opgeroepen voor militaire dienst. Hoogstwaarschijnlijk zou hij klaargestoomd worden voor deelname aan de z.g. politionele acties in het toenmalige Nederlands Indië. Maar de opsluiting in zo'n massaal disciplinair systeem als het leger was onoverkomelijk voor Willem. Na een ellendig half jaar werd hij afgekeurd en terug naar huis gestuurd. Van de weeromstuit vertrok hij in 1947 naar Amerika, New Jersey. Hij had daar weliswaar een paar ooms en tantes wonen, maar hij ging er werken bij Amerikaanse boeren, hoofdzakelijk als veeverzorger. Of hij teleurgesteld werd in zijn verwachtingen van het Land van Onbegrensde Mogelijkheden of eenvoudigweg overmand werd door heimwee naar het Friese land is niet helemaal duidelijk. Beide argumenten heeft hij wel eens genoemd toen hij in 1950 na drie jaar terugkeerde.

Antke zag Willem voor het eerst in juli 1950 op een dansavond in Kingmatille, een mooie, slanke jongeman met vurige donkere ogen in een open en gevoelig gezicht dat werd omlijst door half lang bruin-zwart haar.

Willem van Althuis omstreeks 1950

Zij hebben elkaar nog niet gesproken die avond, maar zij kwam wel te weten wie hij was want zij kende zijn twee neven die hem meegenomen hadden. Zij zag die avond ook dat hij een jongen was die ondanks zijn zachte trekken niet met zich liet sollen, want met een goed geplaatste vuiststoot maakte hij in de drukte van het boerenbal snel een eind aan een opkomende ruzie.

Willem en Antke leerden elkaar pas enkele maanden later kennen, op de winterkermis, en toen was het van beide kanten meteen goed raak. Zij trouwden in 1951 en nog in dat zelfde jaar vierden zij de geboorte van hun eerste zoon, Tjeerd. Willem werkte toen als los werkman bij boeren. Na een paar jaar van inwonen en afzien betrokken zij in 1954 een weliswaar vervallen, maar eigen huisje in Dronrijp. Daar werd Jan-Jelle geboren.

Hun leven ontwikkelde zich nu in een gestaag opgaande lijn. In 1956 verhuisden zij naar een betere woning aan de Poelweg, daar kregen zij in 1957 een dochter, Annie. In diezelfde periode werd Willem in Surhuisterveen opgeleid in het vak straatmaken. En toen hij vervolgens in de zomer van 1957 reageerde op een advertentie van de gemeente Heerenveen, kreeg hij daar een vaste aanstelling als straatmaker. Nog voor het eind van dat jaar konden zij daar ook een woning betrekken, aan de Kolklaan.

Antke en Willem kregen nog twee kinderen, Koos, in 1960, en Leo, in 1962.

De luwte van vast werk en inkomen bood ruimte voor nieuwe, meer op het innerlijk en het eigen wezen gerichte ontwikkelingen. Misschien kan je zelfs stellen dat de honger van de geest zich deed voelen nu die van de maag gestild werd. In ieder geval speelde de overstap van het platteland naar een weliswaar kleine, maar niettemin manifeste en relatief dynamische stedelijke omgeving een grote rol in die ontwikkeling. Zelfs zijn aansluiting bij een club van postzegelverzamelaars, ogenschijnlijk betekenisloos, leverde hem nieuwe en bredere sociale contacten op, een ruimer zicht en nieuwe perspectieven.